Freney via de Peuterey

“Hey Niels slaap je al?” Direct achter mij hoor ik Niels zich in zijn bivakzak bewegen. Waarschijnlijk is hij net als ik heel de tijd op zoek naar de beste houding om te zitten en tegelijk wat te kunnen slapen. Tot nu toe is het mij niet gelukt, het zitten niet en het slapen al helemaal niet. Op mijn rechterbil kan ik nog enigszins comfortabel zitten maar als ik naar links leun voel ik mijn matje verschuiven. Mijn voeteneinde steekt in mijn rugzak die ik met slinges en touw heb vastgeknoopt zodat ik als het ware in de rugzak kan hangen. Dit is het beste wat ik er van kon maken om op een randje van dertig centimeter de nacht door te brengen.
“Hey Niels, heb je eigenlijk al geslapen?” “Mmmggh……nee niet echt, jij?” Ik merk dat ik langzaam naar beneden zak en probeer weer wat rechterop te gaan zitten. Gisteravond (of is het nog vanavond?) hebben we met veel moeite de derdegraads traverse bovenop de Chandelle geklommen. De Chandelle, het moeilijke steile deel van de Freneypijler, hebben we in een fikse sneeuwbui beklommen. En met het vallen van de avond begon de vers gevallen sneeuw weer op te vriezen. Met als gevolg dat de rots bedekt werd met een centimeter dik laagje ijs, ook wel verglas genoemd. Doorklimmen zou erg gevaarlijk zijn en dus zat er niets anders op dan twee lengtes voor de top van de pijler te bivakkeren, op ongeveer 4600 m. “Hey Niels, hoe laat is het eigenlijk?” Ik hoor Niels wat rommelen om zijn horloge te pakken. “Half twee”. Ik laat het even tot me doordringen en bereken de uren dat we nog moeten wachten tot de zon de rots en ons weer zal opwarmen. De uitkomst valt mij een beetje tegen. “Hey Niels, heb jij ook vaak het gevoel dat het leven zo snel aan je voorbijgaat?” Ik hoor Niels weer draaien in zijn cocon. “Jaa Niek, behalve nu!”.
De prachtige peuterey graat met rechts de Freney pijler © N. van Veen.

– CLICK for SLIDESHOW –

Peuterey Integrale
Het idee om de Peuterey Integrale (een van de langste graat beklimmingen van de Alpen) te combineren met een aaneenschakeling van moeilijke routes begon bij mij drie jaar geleden. Toen las ik ergens op internet over de beklimming van de Super-Integrale in winter door drie Franse alpinisten. Hierbij combineer je de Ratti-Vitali (TD+) op de westwand van de Aiguille Noire, de Gervasutti-Boccalatte (TD+) op de westwand van de Pointe Gugliermina en als toetje de Freneypijler (ED) op de Mont Blanc. Niels en ik kwamen in de zomer van 2013 een heel eind maar helaas zorgde een naderende storm ervoor dat we de Freneypijler links moesten laten liggen en via de ‘normale en makkelijke’ weg over de Grand Pilier d’Angle naar de top van de Mont Blanc moesten klimmen. (Zie voor een verslag en een filmpje HIER.)

Ondanks deze teleurstelling hadden Niels en ik er een enorm goed gevoel aan over gehouden. Om vijf dagen lang aaneengesloten door de bergen te struinen gaf mij een enorm gevoel van vrijheid. En natuurlijk is het een waanzinnige test om te kijken waartoe het lichaam en de touwgroep in staat is. En hoe verzorg je het beste logistieke zaken als eten en drinken voor vijf dagen? Volledig zelfvoorzienend dus want alles gaat gewoon mee in de rugzak. Met recht durf ik te zeggen dat het een soort kleine expeditie is.


Het weerbericht

In de auto op weg van Nederland naar de Alpen checken we nog maar een keer het weer. Het hele scherm vult zich meteen met gele zonnetjes. Ongelooflijk, alsof we de loterij hebben gewonnen. Niels en ik willen beiden heel graag de Freney pijler beklimmen maar hiervoor dien je goed geacclimatiseerd te zijn. Al snel ontstaat het plan om via de Peuterey graat naar de Freney pijler te klimmen. Dus geen gedoe met acclimatisatie tochten, geen inklimroutes of warmloop tochten maar gewoon voor vijf dagen eten mee en gaan!

De zuidgraat van de Noire
Niels op de prachtige zuidgraatOp vrijdagochtend doen we lekker rustig aan en laten de drie andere touwgroepen voor gaan. Allemaal hebben ze hetzelfde plan om op de derde dag op de top van de Monte Bianco te geraken. Voor ons is dat verre van realistisch gezien de zware rugzak en de minimale rode bloedlichaampjes in het lichaam. We laten de Borelli hut in de diepte achter ons en klimmen over de rotsplaten en met gras begroeide banden omhoog. Al snel zien we de eerste touwgroepen verkeerd klimmen. De zuid graat van de Aiguille Noire bestaat uit zes spitse torens. We traverseren onder de eerste toren door, Pointe Gamba. Al snel wordt het meer klimmen over grote blokken en steile hoeken. De weg van de minste weerstand is hierbij niet altijd even makkelijk te vinden en regelmatig klimmen we een stukje terug. Rond half 4 in de middag staan we onder de abseil ná de derde toren, Pointe Welzenbach. Een prachtig vlak stukje grond en ook nog eens volledig beschut tegen de wind. Het ligt ons smachtend te verwelkomen. Na een kort overleg besluiten we hier, tegen alle principes van het alpinisme, maar gewoon te bivakkeren. Kunnen we nog even genieten van de zon en het mooie uitzicht. En het is tenslotte vakantie!
Met de eerste zonnestralen in het gezicht beginnen we aan de tweede dag op de graat. Tijdens de betrekkelijk lange rust hebben we de tactiek veelvuldig doorgesproken. Was het wel slim op zo vroeg te stoppen met klimmen? Klimmen we de tweede dag extra lang door of maken we wéér een korte dag? Wat als het weer toch verslechterd over een paar dagen? Moeten we dan weer de Freney links laten liggen? Met deze gedachten in het achterhoofd klim ik door de zesdegraads lengtes van Pointe Ottoz. Op de laatste toren, Pointe Bich, nemen we de tijd om de machtige rotszuilen van de Brouillard en Freney Pijler te bekijken. Het valt me op dat er nog flink wat sneeuw in deze zuidwand ligt. Ach, over een paar dagen is dat wel weer weggesmolten. We besluiten ook nu weer op tijd de slaapzak uit te rollen en op de top van de 3772 m hoge Aguille Noire te slapen. Zo kunnen we optimaal acclimatiseren en zijn we nog even in het vrouwelijk gezelschap van Madonna.

Les Dames Anglaises
Na een goede nachtrust en een eentonig vriesdroog ontbijt vervolgen we onze weg met abseilen van de noordkant van de Noire. In de steile en spannende abseilpiste hangen overal lugubere resten touw. Hier moet menig klimmer flink hebben lopen vloeken toen hun touw vast bleef zitten. Gelukkig blijft dit lot ons gespaard en komen we zonder kleerscheuren aan de voet van de Dames Anglaises. Hier klimmen we vlot door de enorm brakke puinbak tot de voet van de Punta Casati. Drie jaar geleden klommen we hier verkeerd wat ons toen erg veel tijd kostte. Nu klim ik langs dat hoogste punt en vervolg ik mijn weg over het messcherpe graatje. Het klimmen is enorm luchtig en delicaat en de rots voelt erg fragiel aan. Niet heel gek dat ik hier destijds omkeerde. Een uurtje later genieten we op de top van de Pointe Isolee van twee klimmers die nu over de graat van de Punta Casati klimmen. Twee nare en spannende abseils later zitten we in het Craveri bivak. Ook nu zouden we door kunnen klimmen maar besluiten we te gaan voor de luxe van een dak boven ons hoofd. De avond brengen we door met Aldo en Pietro, twee super gezellige Italianen uit Courmayeur.

De Freney pijler
Al spreidend plaats ik een camalot #3 en leg snel een hele mastworp in de carabiner. Met deze zelfzekering kan ik, voor de zoveelste keer deze dag, mijn bergschoenen voor mijn wrijvingsschoentjes wisselen. Met volle concentratie begin ik aan deze moeizame handeling. Ik weet dat als ik een van mijn bergschoenen laat vallen het in één klap over en uit is. Dan kan de reddingsdienst gebeld worden en is een zwarte bladzijde in mijn klim carrière een feit. Vandaag zijn we met winterse condities door de Freneypijler geklommen en menigmaal vloekend wat een kutroute het wel niet is. Natuurlijk is dit niet helemaal eerlijk omdat we ook hele mooie secties hebben geklommen. Maar toch zorgde de hoeveelheid sneeuw voor lastig klimmen vooral in het midden gedeelte na de eerste band, waar we ook ons 4e bivak hadden.
Terwijl ik mijn schoenen wissel denk ik terug aan gisteren toen we vanuit het Craveri bivak richting de Aiguille Blanche klommen. Aan de Brenva kant van de Pointe Gugliermina klommen we door de enorme puinbak waarbij we voortdurend een hoge dosis concentratie nodig hadden om de losse blokken in te schatten en een weg te zoeken door het slagveld van rots. Hierna werden we getrakteerd op de prachtige ´half-moon ridge´, de fotogenieke messcherpe sneeuwgraat vanaf de Aiguille Blanche. Op de Col de Peuterey stonden we ineens in de mist. Met slechts 50 m zicht liepen we richting de Freney pijler. De naargeestige sfeer gaf mij een enorm eenzaam gevoel. Het liefst was ik op dat moment onze Italiaanse vrienden achterna geklommen direct naar de top van de Monte Bianco. Eenmaal onder de pijler klaarde het weer wat op en vonden we vrij snel de instap van de route. Niels begon met de eerste lengtes maar kwam niet door het eerste verijsde spletensysteem. Doordat ik wat meer heb geïnvesteerd in de ‘oh zo belangrijke’ spleetklimtechnieken was het voor mij gelukkig goed te doen. Op de eerste band maakt Niels alles meer dan goed door een prachtige bivakplek uit te graven in de sneeuw. ’s Avonds genieten we simpelweg van het ‘zijn’.

De Chandelle
Niels komt na in de 1e crux lengte op de Chandelle“Niels, ik klim weer!!” Met de wrijvingsschoentjes weer aan de voeten klim ik door de eerste steile lengte van de Chandelle, het steile en moeilijke laatste gedeelte van de pijler. Mooie flakes met hier en daar een ijspegel zorgen voor een avontuurlijke ambiance en eindelijk mooi klimmen. De stand plaats bestaat uit wat mephaken met een wirwar aan oude touwtjes. Ook ligt er op het kleine plateautje een oud gasblikje en wat andere vergane klimmers relikwieën. De volgende lengte is één van de twee zevendegraads sleutellengtes. Het begin klim ik grotendeels vrij. Prachtige handverklemmingen en hier en daar een losse mephaak. Toch moet ik af en toe rusten in het touw. Mijn tas is enorm zwaar en de hoogte is ook te voelen. En misschien ben ik ook wel een beetje moe van de afgelopen vier dagen ‘inklimmen’. Als ik hogerop een restant touw tegenkom, met nog slechts één streng van de kern intact, zie ik dat ik hier naar rechts moet traverseren. Ik durf het touwtje niet volledig te belasten omdat ik bang ben dat ie breekt. “Niels BLOK!!” “OK, langzaam laten zakken”. Met spanning op mijn klimtouw traverseer ik naar rechts, een zogeheten ‘tension traverse’. Slechts minuscule greepjes en treetjes kan ik gebruiken om meer naar rechts te komen. Als ik op de hoek van de pijler kom kijk ik voor het eerst hogerop in de beruchte schoorsteen. Opeens merk ik dat het hard aan het sneeuwen is. Beneden zie ik een hoopje, ineengedoken regenjas. Niels zal het wel koud hebben. “Niels, STAND!!!”.
De laatste sleutellengte gaat grotendeels artificieel. In de schoorsteen laat ik mijn rugzak hangen omdat doorklimmen in het nauwe gedeelte anders te lastig wordt. Bij de uitklim van de schoorsteen hangen grote ijspegels en stijf bevroren stukken touw. Na de uitklim is het makkelijker en klim ik vrij over de inmiddels zeiknat geworden rots. Na wat zwaar hijswerk en strak zekeren staat Niels naast mij op de standplaats. Op de top van de Chandelle nemen we even het uitzicht in ons op. Links de machtige Grandes Jorasses en iets verder de driehoekige Grand Combin. Recht voor ons zien we duistere onweerswolken boven het Gran Paradiso massief. Ik heb het gevoel alsof we op een immense bonenstaak tot ver voorbij het dak van de wereld klimmen. Alles om ons heen is klein en nietig. Mijn filosofische gedachten worden abrupt verstoord door Niels die weer begint aan de makkelijke traverse naar links. Man, man, man, het duurt lang en het is koud. “Niek, alles is verijsd”. Als ik eindelijk mag nakomen snap ik waarom Niels veel moeite had met de traverse. Alle rots is verpakt met een dun laagje ijs. De versgevallen sneeuw was gesmolten op de rots en vervolgens bij het vallen van de avond weer opgevroren. “Niek, ik denk dat we hier moeten bivakkeren”. Met naar pizza en bier snakkende ogen kijk ik Niels doordringend aan. Ik weet dat hij gelijk heeft en dat doorklimmen veel te gevaarlijk is. Toch kijk ik nog even omhoog. Twee makkelijke lengtes naar de top van de pijler. En nu moeten we zittend de nacht doorbrengen op een klein, aflopend klote richeltje op 4600 m. Ach, wat maakt het ook uit. Het uitzicht is verbluffend en dan hebben we thuis weer wat sterke verhalen te vertellen.