– CLICK FOR SLIDESHOW –
Ik stamp de sneeuw wat aan om zo met mijn matje een heerlijk kuipstoeltje te vormen in de sneeuw. Even de schoenen uit, benen omhoog en lekker relaxen. De avondzon staat nog hoog boven de Aiguilles Rouges waardoor we aangenaam worden opgewarmd. Niels heeft de Jetboil (futuristische brander) inmiddels aangezet en is met het avondeten begonnen. Ik zit in mijn paarse thermo-ondergoed en zie er een beetje uit als Purno de Purno. Mijn sokken en broek liggen te drogen in de zon. Vanmiddag zijn we afgedaald van het liftstation ‘Grands montets’. Door de diepe zachte sneeuw tijdens de afdaling is alles een beetje nat en klam geworden. Als ik terug kijk naar deze afdaling, door het steile couloir dat schuin boven een steile afgrond langs loopt, lijkt het een vrij stompzinnig keuze. Maar ja achteraf is altijd alles beter in te schatten en zeker in dit alpiene terrein. Als ik links achter mij kijk zie ik het bovenste deel van het Dru Noord Couloir, ons beoogde doel van morgen. Als je iets doorloopt kan je het onderste deel van de route goed inspecteren. Dit zag er erg droog uit, droger als in November toen ik hier met Jelle Staleman was. Ach het zal wel goed komen, het is nog twee dagen fantastisch weer dus wat kan er nou mis gaan?
Maar dan…
“Hey, Niek, slaap je nog? Aan welke kant zit je hoofd?” Als een rups in een cocon lig ik diep verscholen in mijn slaapzak. Normaliter kijk ik altijd erg op tegen het moment dat we, in het holst van de nacht en de ijzige kou, in beweging moeten komen. Maar nu komt Niels zijn stem gek genoeg als een welkom moment. Vanaf dat de zon gisteravond achter de horizon zakte werd het vredige avondgevoel bruut verstoord door een stormachtige wind. De hele nacht heb ik op mijn rechterzijde gelegen om mijzelf tegen de wind te beschermen. Als ik overeind kom zie ik mijn ijsbijl met de doorn door het foam-matje gespietst. De nachtelijke oplossing om te voorkomen dat mijn matje wegwaaide.
“Niek,….CENSUUR…..ik krijg de brander niet aan!” Dit meen je niet. Inwendig vloekend zie ik ons in gedachten weer af druipen. Wederom niet gelukt. Prachtig weer, goede condities maar we kregen de brander niet aan vanwege die klote wind. Het is ook altijd wat!
Ik kom mijn slaapzak uit en leg gauw mijn rugzak erop om te voorkomen dat alles de afgrond in waait. “Niels! Ik probeer hem wel even achter die rots aan te krijgen”. Gehurkt achter de rots probeer ik met de aansteker de brander aan te krijgen, pardon ik bedoel de ‘stormvaste jetboil’. Het klote-apparaat waait direct weer uit, hopeloos! Snel kruip ik weer terug in mijn cocon om enigszins op te warmen. “Niek, als ik nou vanmiddag naar het dal ski om eten te halen, dan kunnen we het morgen misschien proberen?”.
…dan toch
Als het terrein steiler wordt voel ik gelijk dat ik de hele nacht letterlijk geen oog dicht heb gedaan. Wederom spreek ik met mijzelf af dat ik nooit of te nimmer een sport zal beoefenen dat met wind te maken heeft, gewoon uit principe!
Voor ons zie ik de Franse en Tsjechische touwgroepen al honderden meters boven ons in het couloir klimmen. Een paar stappen verder tuur ik de gapende zwarte diepte in van een gletsjerspleet. Waarschijnlijk de spleet die vorig jaar voor zoveel oponthoud heeft gezorgd. Gelukkig zie ik rechts een goede sneeuwbrug. Niet veel later binden we ons in en hangen we alle hardware aan de gordel. Het eerste stuk klimmen we aan lopende zekering een manier waarbij we allebei tegelijkertijd klimmen met de volle lengte touw er tussen. We zijn op weg, gelieve niet te vallen.
Het begin van de moeilijkheden
Na ongeveer driehonderd meter klimmen komen we aan op een standplaats en besluiten we het vanaf hier uit te zekeren (één voor één klimmen). Rechts zie ik de andere touwgroepen in de ‘Dru Direct’ gestaag omhoog klimmen. Links loopt onze route die er weinig uitnodigend uit ziet in het grijsblauwe donkere schaduwlicht, oh zo kenmerkend voor een noordwand. Achter mij zie ik ver in de diepte de zon alles lekker opwarmen. Ik betwijfel de keuze die ik nu weer heb gemaakt om in zo’n grote, koude wand te stappen. Zeker nu mijn klimpartner naast mij zijn grote behoefte zit te doen.
Niels begint aan de eerste mixed lengte en klimt beheerst over de kale, grauwe rotsen omhoog. Het is prachtig klimmen, iets moeilijker als in het najaar, toen er meer ijs in lag, maar gelukkig wel met meer mogelijkheden tot zekeren.
“Niels, niet teveel naar links, daar was ik vorige keer met Jelle, en dat was verkeerd! Ja ga daar maar naar rechts.” Bij Niels aangekomen op de standplaats kijken we omhoog of we de beroemde Nominee crack kunnen zien. “Sjonge Niels, ik snap er niks van, ik weet zeker dat de crack hier ergens omhoog loopt? Vorig keer kon ik hem duidelijk zien lopen vanaf daar.” Ik wijs naar de brakke hoekversnijding waar Jelle en ik ons vorig jaar vast geklommen hadden. “Nou Niek, hier is het niet dus het moet wel meer naar links zijn”. Licht geërgerd begint Niels aan de traverse terug naar links.
De Dru
Vanaf het dal in Chamonix ontkom je er eigenlijk niet aan, de meest markante verschijning aan de horizon is de Petit Dru. Een droom en passie van elke alpinist. Helaas is de Dru niet zonder gebruiksaanwijzing en draagt hij een flinke dosis bergsporthistorie met zich mee. Zo stortte de westwand van deze berg in 2005 bijna in zijn geheel de diepte in. Ongeveer 265.000 m3 rots ging verloren waardoor bekende routes als de ‘Bonatti Pijler’ en ‘Voie Magnone’ volledig werden verwoest. In de laatste route heeft zich trouwens ook nog een belangrijk stukje Nederlandse bergsportgeschiedenis afgespeeld:
In augustus 1963 deden Gerbrand Van der Leek en Chris Korthals Altes een poging de Magnoneroute op de westwand van de Dru te beklimmen – die toen nog als één van de extreemste routes in de Alpen bekend stond. In de Fissure de Demi Lune (‘halve maanspleet’) maakte Van der Leek een voorklimmersval. Die val werd hem noodlottig, omdat daarbij de karabiner van zijn borstgordel brak (of openging) waaraan het klimtouw zat. Omdat afdalen vrijwel onmogelijk was, werd Korthals Altes na het ongeluk gedwongen de route verder te klimmen met een achterop gekomen Zwitserse touwgroep. – Uit: Robert Eckhardt en Mark van Hattem, Grenzeloos Verlangen, Tweehonderd jaar alpinisme (uitg. Kwadraat).
Daarnaast is de Dru bekend van een van de grootste reddingsoperaties uit de bergsportgeschiedenis: de beroemde redding uit 1966 van de Duitsers Heinz Ramisch en Hermann Schridell, waar destijds massale media aandacht voor was. In die tijd kende de reddingsdienst de routes op de Dru onvoldoende en waren helikopter reddingen uit deze steile wanden simpelweg onmogelijk. De twee Duitsers hadden zich vast geklommen en konden geen kant meer op waardoor ze aangewezen waren op een redding door de aanwezige topklimmers. Zo werd deze redding in 1966 uitgevoerd door o.a. Gary Hemming (eerstbeklimmer ‘American Direct’ in 1962), Gil Bodin en de wereldberoemde Rene Desmaison. – Bron: Redding uit de Petit Dru, door Noes Lautier, Op Pad 8, oktober/november 2005.
Zie ook → http://www.summitpost.org/1966-the-drus-rescue/785559
Hoewel tegenwoordig de reddingsdienst een stuk beter zijn weg weet te vinden in het Mt. Blanc massief is een redding natuurlijk niet wenselijk. Laat staan het grote zwarte hoofdstuk in je tochtenlijst. De westwand is tegenwoordig, vanwege de steenslag, levensgevaarlijk terrein. Hierdoor wordt de Petit Dru voornamelijk nog geklommen in de winter of het vroeg voorjaar via één van de routes op de noord(oost)wand. Zoals het Noord couloir geopend in 1973 door Walter Cecchinel en Claude Jager.
Nominee Crack
Nu is het mijn beurt. Boven mij doemt de steile rotswand op, waar het haarscheurtje genaamd ‘Nominee crack’ doorheen loopt. Ik besluit mijn stijgijzers uit te doen en knoop van een lange bandschlinge een laddertje. Het begin klim ik vrij met blote handen. Als rotsklimmer heb ik toch iets meer vertrouwen in mijn manuele contact met de rots dan het schrapen met de ijsbijlen. Bij de oude verroeste mephaken aangekomen begin ik aan de artificiële voortbeweging (m.b.v. ladder en klimhardware voortbewegen). Sommige haken steken wel 10 cm uit de rots en zijn sterk verbogen. Hier en daar buigt een haak mee als ik hem met mijn lichaamsgewicht belast. Onwelkome gedachten van uitbrekende haken en verre vallen bekruipen mij. “Kom op Niek!!” roept Niels vanaf de standplaats tientallen meters onder mij. Ik weet dat Niels zich ergert aan het trage voortbewegen en het wachten op de standplaats. “Niels, vriend, hoeveel meter touw heb ik nog?”
De tweede lengte klim ik volgens dezelfde tactiek, vrijklimmend met blote handen en de steile moeilijke passages zo snel mogelijk artificieel. De lengte buigt af naar rechts en dan sta ik opeens oog in oog met een verijsde passage. Mijn stijgijzers en de tweede ijsbijl zitten in mijn rugzak en de ijsschroeven hangen bij Niels aan de gordel. Er zit niets anders op, door klimmen en niet vallen! Zo behendig mogelijk probeer ik met één ijsbijl omhoog te klimmen en met de handen en voeten af te steunen op de kale rots. Poeh…listig.
“Traverse a few meters right and climb a chimney crack” aldus de topo van Francois Damilano. Niels traverseert een stukje om de hoek maar komt snel terug met de mededeling dat het daar in ieder geval niet is. Omdat ik mijn stijgijzers nog niet aan heb gedaan besluit ik het over te nemen en het brede spletensysteem in de flauwe hoekversnijding te klimmen. Waar is de brede vierdegraads schoorsteen dan gebleven? De brede scheur zorgt voor prachtig rotsklimmen. De gehele touwlengte neem ik de # 3 en # 4 Camalot met mij mee om niet in de problemen te komen. Een verstandige keuze zo blijkt, want je hebt deze grote maat cams (klemveren in de rots) voortdurend nodig.
Het couloir
Eindelijk zijn we weer terug in het couloir en kunnen we weer wat meer snelheid maken. Het eerste stuk klimmen we wederom aan lopende zekering. We houden dit echter niet lang vol simpelweg omdat we toch wel moe in de benen zijn. “Niels klim eens door man!” Nu is het mijn beurt Niels op te jagen want hij beweegt echt ontzettend traag. Bij elke slag met de bijl wacht ik vijf seconden tot de volgende stap. Bij de ‘S’-bocht steilt het weer wat op en moeten we 10 m door mixed terrein klimmen. Maar dan gaat het liggen en komt de col in zicht. “Kom op Niels!”
En weer terug..
In het holst van de nacht is het vooral oppassen niet het einde van het touw door je abseilapparaat te laten schieten, dat zou zonde zijn. Gelukkig zijn alle abseils al ingericht waardoor het lekker opschiet en we ons zonder problemen kunnen
terugtrekken uit deze koude kloof. Als Niels voorop gaat kijk ik naar het 4mm touwtje dat ons gewicht draagt en licht schokkend op en neer beweegt in het ritme van de afdaling. Ik ben moe. Zojuist stonden we op de top van de Petit Dru (3733 m) en konden we niets zien. Het was donker. Wel zagen we de lampjes van Chamonix en de indrukwekkende sterrenhemel fonkelen in de nacht. Gek genoeg was het helemaal niet zo bijzonder op die majestueuze top te staan. De nacht en de kou relativeert de dingen om ons heen. “Niek, touw vrij!! Snel kom ik in beweging. Morgen maar lekker in Chamonix van de zon en het majestueuze uitzicht genieten!!