Na zes weken in Patagonië merk ik dat de motivatie om te klimmen steeds verder afneemt. De dagen tikken voorbij waarbij ik niet meer doe dan minimaal drie keer per dag het weer checken en talrijke gesprekken voeren met andere klimmers over interpretaties van de voorspellingen, klimplannen en condities. Ik voel mij als een werkloze klimmer met de constante druk en verplichting om de meteogrammen te downloaden en plannen te maken bij elke sprankje hoop op mooi weer. Ook begint zich in mij een zekere vorm van faalangst op te bouwen. Waarom zoveel moeite doen met je tas inpakken, de juiste hoeveelheid eten inkopen en de uiterst vermoeiende aanlopen naar de verschillende bivakplekken in het massief, als de kans van slagen toch zo klein is? De aanloop naar Niponino, Passo Superior en Piedra Negra kan ik inmiddels dromen. Waar is mijn ambitie en motivatie gebleven?
Half februari vlieg ik vanuit San Carlos de Bariloche terug naar Nederland. Daarom begin ik langzaam mijn plannen te verschuiven om de reis richting het noorden te maken. De drang naar rotsklimmen in de zon en uit de wind begint steeds grotere vormen aan te nemen. Alleen laten de meteogrammen aan het einde van de 10-daagse weersvoorspellingen telkens weer een uiterst hoopvolle weersverbetering zien. De gedachten dat een mooi-weer-venster plaatsvind terwijl ik 1000 km in het noorden aan het rotsklimmen ben, is simpelweg ondraaglijk. Kom op Niek! Uiteindelijk is alpinisme ook gewoonweg een kwestie van volharding, doorzettingsvermogen en afzien, en al helemaal in Patagonië!

Alec Hull en Zac Vertrees hebben er zin in!
Opnieuw omhoog
Als ik ’s ochtends vroeg aan de koffie zit kan ik mij moeilijk voorstellen dat we vanmiddag aanlopen naar de Aguja Guillaumet. Buiten komt de regen letterlijk met bakken uit de hemel vallen. Als het hier zo erg is hoe verschrikkelijk moet het dan wel niet in de bergen zijn? Ook twijfel ik oprecht aan de nauwkeurigheid van het aankomende mooi-weer-venster. Eergisteren ben ik met mijn Australische klimpartner Zac Vertrees terug gekomen uit Niponino. Het zogenaamde mooi-weer-venster van die dag bleek een regelrechte hoax. De voorspellingen zaten er faliekant naast. Dus liepen we die zaterdagmiddag, met de staart tussen de benen, weer richting El Chalten met de hevigste rukwinden die ik tot dusver had meegemaakt. We werden letterlijk omver geblazen!

Zac nog voor de eigenlijke instap vd route.
Maar goed als we het nú niet weer proberen dan weten we in ieder geval dat we niets klimmen. Dus zijn de tassen weer gepakt met ijs- en rotsklim hardware en heeft de jonge Amerikaanse klimvriend Alec Hull zich bij ons aangesloten. Die maandagmiddag trekt het open en lopen we met zijn drieën richting Piedra Negra. Het valt mij gelijk op dat er veel minder sneeuw ligt dan een maand geleden toen ik hier met Jefta was. Als we de noord- en westwand van de Aguja Guillaumet in zicht krijgen lijken de condities voor rotsklimmen enorm mee te vallen. “I reckon the rock looks pretty good!” zegt Zac in zijn sterk Australische accent. In Piedra Negra is het relatief warm en genieten we van de prachtige windstille avond. We willen alle drie proberen zoveel mogelijk uit het mooie eendaagse weervenster te halen. Zoals een overschrijding van de Ag. Guillaumet gevolgd door de noordgraat van de Mermoz. Hiervoor moeten we alleen snel klimmen. Omdat we alle drie van nature rotsklimmers zijn besluiten we dat de relatief eenvoudige rotsroute Comesaña – Fonrouge (400 m, 30⁰ , 6b+) ons het snelst op de top van de Ag. Guillaumet kan brengen.

Het verijsde vierdegraads terrein onderin de route.
Comesaña – Fonrouge
In het donker trek ik een spoor door de heupdiepe sneeuw. Met het eerste licht sta ik oog in oog met een steile granieten plaat dat bedekt is door een dun laagje ijs (verglass). Rechts gaapt een diepe donkere afgrond waardoor een misstap hier fataal zou zijn. We besluiten aan touw te gaan en het uit te zekeren. Boven mij verschijnen nog meer rotsplaten bedekt door een dunne waas van rijp en verse sneeuw. Het sporen door de witte ongeconsolideerde prut is vermoeiend en ik klim mij regelmatig vast. Op de rotsplaten zijn nergens zekeringsmogelijkheden te vinden en de sneeuw en rijp is te dun om enig houvast te krijgen. Nog voor we de instap van de route bereiken vervloek ik onze keus van deze route. Onze naar rotsklimmen hunkerende geesten hebben het logisch nadenken danig vertroebeld. Hoe konden we zo stom zijn te denken dat de rots in conditie was? De hele route is verijsd! In dit tempo halen we de top van de Mermoz nooit en te nimmer.

Onderaan de verijsde sleutellengte.
De vierde- en vijfdegraads lengtes zorgen voor prachtig mixed klimmen. De mono-punten van mijn stijgijzers plaats ik nauwkeurig in dunne laagjes verglass of kleine randjes en scheurtjes. Af en toe schraap ik een verijsde spleet leeg om ruimte te maken voor een cam plaatsing. Met het verschijnen van de eerste zonnestralen verdwijnen ook de twijfels en ergernissen. Het ambitieuze en mooie plan van een aaneenschakeling met de Mermoz moeten we laten varen. Maar hey, ik ben in Patagonië, ik klim in de zon en het uitzicht is hallucinerend. Als Zac en Alec nakomen geniet ik volop van het magische landschap. De ontzagwekkende Cerro Pollone en Cerro Piergiorgio torenen zich voor mij uit. Hierachter de Marconi keten en daarachter de beruchte zuidelijke ijskap. Het landschap doet haast lieflijk aan. Maar, ik weet, niets is minder waar. De door sneeuw en rijp omhulde bergen zijn dagen lopen en over een etmaal zal een razende storm de kalme atmosfeer weer door elkaar schudden. Deze gedachten geven het geheel nog meer allure.

De traverse naar links.
Na de hele ochtend aan het scherpe eind van het touw te hebben geklommen neemt Zac het over. Zac krijgt gelijk de sleutellengte voor zijn kiezen. Voor ons doemt een steile wand op met een steile en volledig verijsde hoekversnijding. Er zit niets anders op dan de lengte artificieel te klimmen, wat door de hoeveelheid ijs nog een hele uitdaging is. Inmiddels zorgt de kracht van de zon er voor dat boven ons grote brokken en platen ijs beginnen los te raken. Af en toe volg ik een plaat ijs dat dansend door de lucht naar beneden zweeft. De volgende lengte is luchtig. Schrapend met de stijgijzers over de rots klimmen we de traverse naar links. De laatste vijfdegraads hoekversnijding blijkt nog een hele opgave maar dan staan we in de brèche en kijken we door de sneeuwgoot naar de oostkant van het massief. Het is inmiddels erg warm en we lachen om het feit dat we ons alle drie erg lui voelen “The sun makes ya wanna take a nap hey?”.

Alec klimt overt het laatste deel van de topgraat.
Daar staan we op de top van de slechts 2580 m hoge Aguja Guillaumet. Om de beurt staan we op de echte top, een één meter brede afgeronde spitse rotspunt. Een betere afsluiting, van een van de mooiste klimdagen die ik tot dusver heb meegemaakt in Patagonië, had ik mij niet kunnen voorstellen!!

Op de top van de Ag. Guillaumet!