Wat is het heerlijk om in Italië te zijn. Goeie koffie, uitmuntend schepijs en betaalbare prijzen in de supermarkt. Bovenal heb ik hele fijne en diepe herinneringen aan grote avonturen die ik heb meegemaakt aan de zuidkant van het Monte Bianco massief. Dit deel van het massief is meer afgelegen, rustiger en staat dus garant voor avontuur. Kan ik weer zo’n avontuurlijke herinneringen toevoegen aan mijn repertoire?
49-56: Dent du Geant, Rochefort en Grandes Jorasses
In de Refugio Torino zit je middenin het massatoerisme van de bergsport. De hut is afgeladen met 160 klimmers uit alle hoeken van de wereld. Onderweg omhoog hebben we angstvallig het aantal slaapmatjes op de rugzakken geteld. Hoogstwaarschijnlijk gaan deze klimmers dezelfde route doen als ons. “How late do you want breakfast”? vraagt de huttenwaard. “Two o’clock please”.
In de nacht van woensdag 13 juli klimmen we over droge rots omhoog richting de Salle a manger, onder de voet van de Dent du Géant. Ik probeer mijn herinneringen op te halen aan 2014, toen ik met Niels de Rochefort graat beklom (zie het verslag HIER). Destijds, eigenlijk nog maar acht jaren geleden, klommen we nu over mixed terrein (ijs, rots en sneeuw) omhoog. Nu is alle sneeuw al weggesmolten.
Hoewel het altijd even bijten is om om 2 hr op te staan voelt het nu heerlijk zo vroeg op pad te zijn. We zijn in ieder geval alle langzame klimmers voor op de altijd populaire route naar de top van de Dent du Géant. Aan de voet van de markante rotsnaald binden we ons in aan het touw en klimmen we gelijktijdig omhoog. Het is prachtig klimmen en de route is grotendeels ingericht met haken en dikke vaste touwen. Ik probeer zo spaarzaam mogelijk zekeringen te leggen om zo snel mogelijk boven te zijn. Toch probeer ik in een rustig ritme te bewegen om niet teveel energie te verspillen. Want vandaag hebben we nog een lange weg te gaan. Nog voor de zon opkomt staan we dan op de top en genieten we van een ongekend schouwspel aan diepzwarte, donkerblauwe, felrode en gele kleuren licht. De aankondiging van een nieuwe dag is en blijft een bijzondere gewaarwording.
Als we weer onderaan de rotsnaald staan vervolgen we onze weg over de sneeuwgraat richting de Aiguille du Rochefort. Het is verbazingwekkend hoeveel de route in acht jaar is veranderd. De markante serac (overhangend brok ijs) is inmiddels de diepte ingestort en de hele route heeft significant minder sneeuw. Op de Aiguille de Rochefort (4001 m) vieren we onze 50e berg en niet veel later staan we al weer op de volgende, de Dome de Rochefort (4015 m). Bij de afdaling van de laatstgenoemde stoot ik ongewild een rotsblok ter grootte van een verhuisdoos de diepte in. Seconden lang volg ik het blok dat met groot geweld Frankrijk in dendert. Opeens komen de herinneringen aan de zomer van 2015 naar boven. Ik was aan het werk op een windturbine voor de kust van IJmuiden toe ik gebeld werd door Harald Swen van de NKBV. “Niek, Martijn Seuren is overleden”. Het was onwerkelijk, de week ervoor zat hij op de camping in Meiringen vol trots te vertellen hoe hij samen met Ueli Steck op pad zou gaan om zijn ultieme passie, het beklimmen van alle 82 4000’ers te voltooien. Letterlijk de laatste tocht in zijn missie werd hem fataal. “Hey Boris, ik ga hier liever even aan touw”.
Rond de klok van 10 hr komen we aan op de Col de Grandes Jorasses en het zeer fraai gelegen Bivacco Canzio. Na een korte pauze vervolgen we onze weg. Op de rotswand omhoog richting Pointe Young wordt het klimmen wat technischer. Toch blijven Boris en ik gelijktijdig aan het touw omhoog bewegen. Bij gelijktijdig klimmen in dit soort terrein moet je blindelings in elkaars vaardigheden kunnen vertrouwen en natuurlijk in jezelf. “Boris gaat ie goed”?
Zigzaggend klimmen we verder en genieten we van het mooie graniet. Het laatste stuk omhoog richting de Pointe Marguerite moet ik nog even goed mijn best doen. Op mijn bergschoenen moet ik af en toe op alleen de wrijving van mijn rubberen voetzolen op de rots vertrouwen. Maar zoals zo vaak in het ‘grote mensen leven’ zijn de dingen waar je hard voor moet werken ook de dingen waar je achteraf het meest van geniet. Op de top van Pointe Marguerite (4065 m) kijk ik achterom en vervolgens vooruit. En voor het eerst die dag lijkt de top van de Grandes Jorasses dichterbij te komen.
Nog even is het technisch en steil maar dan wordt het terrein makkelijker. Helaas gaat makkelijk terrein ook vaak hand in hand met losse rots. “Hey Boris volgens mij klim je nu voorbij de top van de Hélene”! Tientallen meters linksboven ons ligt dan de weinig gedefinieerde en licht teleurstellende top van de Pointe Hélene (4045 m). Nog even checken we onze gps op de mobiele telefoon om te besluiten dat dat toch echt de top is.
Op weg naar de Pointe Croz merk ik dat de hitte van de zon teveel invloed begint te krijgen op mijn gemoedstoestand. Snel trek ik mijn capuchon over mijn helm. Pointe Croz (4110 m) is al even ongedefinieerd als de vorige top. Toch zijn deze topjes door de UIAA aangeduid als officiële 4000 m bergen. Als je het aanzicht van de reusachtige noordwand bekijkt dan zijn de markante pijlers van de Croz en Walker duidelijk herkenbaar. Maar op de graat….. Na het verplichte nummertje van de topfoto klimmen we verder richting de top van de Whymper. Op de top van Pointe Whymper (4184 m) zitten twee klimmers te wachten om naar beneden te vliegen. Wij gaan snel door naar de laatste top van de dag Pointe Walker (4208 m). Voordat we de afdaling inzetten kijk ik nog even terug op de lange weg die we vandaag hebben afgelegd. We hebben absoluut niet snel geklommen maar zijn wel vrijwel continue in beweging geweest.
Om half acht in de avond zijn we dan, na 16 hr klimmen en 4500 calorieën te hebben verbrand (volgens mijn Garmin phenix 6), eindelijk aangekomen in de onbemande Rifugio Boccalatte Piolti. Afgepeigerd maar enorm voldaan vallen we in een diepe, diepe slaap.