Rondje Mont Blanc

Zoals in heel Europa is het ook in de Alpen stervensheet. Zelf wordt ik er behoorlijk loom van en ben ik moeilijk voorruit te branden. En als je dan lekker in de schaduw zit onder een boom en in goed gezelschap dan is het extra lastig jezelf in beweging te krijgen. En al helemaal naar het hoogste punt van de Alpen.

57-61: Aig. Blanche de Peuterey tot Monte Bianco

Voor het eerst dit project merk ik dat ik helemaal geen zin heb om op pad te gaan. Zal het de sleur zijn? Of is het onze keuze voor de relatief makkelijke routes te gaan? De signalen uit de bergen zijn ook niet echt motiverend. Veel steenslag bij de Col Emile Rey, de Gonella hut die vroegtijdig dicht gaat vanwege watergebrek en de normaalroute van de Mont Blanc die wordt gesloten. Zorgwekkende ontwikkelingen dus.

Het bijzondere Eccles bivak.

In de bloedhitte lopen we zaterdag 16 juli omhoog richting het Eccles bivak, dat is gelegen op maar liefst 3852 m hoogte. Omdat de route over de gletsjer wordt afgeraden klimmen we over de Punta Innominata, een beklimming op zichzelf. Na een warme dag komen we rond half 7 in de avond in het spectaculair gelegen Eccles bivak aan. Het idee is de volgende dag op de meest eenvoudige manier de 4000 m bergen te beklimmen die hier liggen. De ambitie om dit via mooie aansprekende routes te doen zal ik moeten laten varen. Met deze hitte en condities is het nu een kwestie van ‘peak-bagging‘.

Boris op weg naar de Aig. Blanche (4112 m) via de fotogenieke ‘Halfmoon ridge’.

Het idee is vanaf de Col de Peuterey omhoog te klimmen naar de Aiguille Blanche (4112 m) en vervolgens terug te gaan en via de Grand Pilier d’Angle (4243 m) naar de top van het Mont Blanc massief door te klimmen. Enigszins ongebruikelijk, maar gezien het verhoogde risico op steenslag wel veiliger, kiezen we ervoor via de bergkam terug af te dalen naar de 300 m lager gelegen Picco Luigi Amadeo (4460 m). En vervolgens dezelfde weg weer terug te gaan. Het zijn allemaal flinke afstanden die we moeten afleggen om de verschillende bergtoppen aan elkaar te rijgen. Weinig spectaculair klimmen maar simpelweg hard werken.

Als we afdalen richting de Picco Luigi Amadeo (4460 m) voelt het apart richting zo’n hoge berg af te dalen om de top te bereiken. Als we afklimmend over de rotsen bewegen beginnen mijn vingertoppen aan beide handen flink pijn te doen. Door het aanhoudende droge weer zijn er kloven in mijn vingertoppen ontstaan. Het is even niet anders. Vrijwel de gehele dag werken we in een rustig tempo door aan het bereiken van de verschillende bergtoppen. Als we dan rond half 7 s’ avonds op de top van de Mont Blanc staan zijn we tevreden met onze voortgang. Het is en blijft genieten vanaf dit hoogste punt over de rest van de Alpen heen te kijken!

Boris op de top van de Mont Blanc.

62-63: Dome du Gouter en Aiguille de Bionassay

Na een goede nachtrust in het Vallot bivak gaan we redelijk uitgeslapen rond 7 uur weer op pad. Vandaag staat voornamelijk in het teken van ‘afdalen’ via de Italiaanse normaal route. Dat we hierbij onderweg nog nog twee bergtoppen mee kunnen pakken is mooi meegenomen. Binnen een half uur staan we dan op de eerste, de Dome du Gouter (4304 m), eerder een sneeuwheuvel dan een bergtop. Maar hey, deze hoort er ook bij!

De verlaten Gonella hut, met links de eindeloze afdaling over de ‘Glacier du Miage’.

Met een fris ochtend briesje dalen we verder af richting Italië. Onderweg is het opvallend rustig. Later lezen we dat de normaalroute van de Mont Blanc niet meer wordt beklommen door de Franse gidsen. Te gevaarlijk vanwege steenslag.

Op de Col de Bionassay laten we de tassen achter en klimmen we over de uitgesproken sneeuwgraat naar top 63 van het project, de Aiguille de Bionassay (4052 m). Na een kort fotomoment beginnen we dan aan de eindeloze 3200 m naar beneden. Rond half 6 komen we dan eindelijk aan op de camping. Alwaar we, in alle gezelligheid, ons laten verwennen door een volledige verzorgde maaltijd van Gerke en Anne. Inclusief hydraterende vingerzalf 🙂

Traverse van de Grandes Jorasses

Wat is het heerlijk om in Italië te zijn. Goeie koffie, uitmuntend schepijs en betaalbare prijzen in de supermarkt. Bovenal heb ik hele fijne en diepe herinneringen aan grote avonturen die ik heb meegemaakt aan de zuidkant van het Monte Bianco massief. Dit deel van het massief is meer afgelegen, rustiger en staat dus garant voor avontuur. Kan ik weer zo’n avontuurlijke herinneringen toevoegen aan mijn repertoire?

49-56: Dent du Geant, Rochefort en Grandes Jorasses

In de Refugio Torino zit je middenin het massatoerisme van de bergsport. De hut is afgeladen met 160 klimmers uit alle hoeken van de wereld. Onderweg omhoog hebben we angstvallig het aantal slaapmatjes op de rugzakken geteld. Hoogstwaarschijnlijk gaan deze klimmers dezelfde route doen als ons. “How late do you want breakfast”? vraagt de huttenwaard. “Two o’clock please”.

Boris komt aan op de top van de Dent du Géant net voordat de zon opkomt. Met links de Monte Bianco en rechts de top van de Grandes Jorasses, het doel van vandaag.

In de nacht van woensdag 13 juli klimmen we over droge rots omhoog richting de Salle a manger, onder de voet van de Dent du Géant. Ik probeer mijn herinneringen op te halen aan 2014, toen ik met Niels de Rochefort graat beklom (zie het verslag HIER). Destijds, eigenlijk nog maar acht jaren geleden, klommen we nu over mixed terrein (ijs, rots en sneeuw) omhoog. Nu is alle sneeuw al weggesmolten.

Niek en Madonna op de top van de Dent du Géant met rechts de top van de Grandes Jorasses (foto: B. Textor).

Hoewel het altijd even bijten is om om 2 hr op te staan voelt het nu heerlijk zo vroeg op pad te zijn. We zijn in ieder geval alle langzame klimmers voor op de altijd populaire route naar de top van de Dent du Géant. Aan de voet van de markante rotsnaald binden we ons in aan het touw en klimmen we gelijktijdig omhoog. Het is prachtig klimmen en de route is grotendeels ingericht met haken en dikke vaste touwen. Ik probeer zo spaarzaam mogelijk zekeringen te leggen om zo snel mogelijk boven te zijn. Toch probeer ik in een rustig ritme te bewegen om niet teveel energie te verspillen. Want vandaag hebben we nog een lange weg te gaan. Nog voor de zon opkomt staan we dan op de top en genieten we van een ongekend schouwspel aan diepzwarte, donkerblauwe, felrode en gele kleuren licht. De aankondiging van een nieuwe dag is en blijft een bijzondere gewaarwording.

Boris klimt door het prachtige graniet richting de top van de Pointe Marguerite.

Als we weer onderaan de rotsnaald staan vervolgen we onze weg over de sneeuwgraat richting de Aiguille du Rochefort. Het is verbazingwekkend hoeveel de route in acht jaar is veranderd. De markante serac (overhangend brok ijs) is inmiddels de diepte ingestort en de hele route heeft significant minder sneeuw. Op de Aiguille de Rochefort (4001 m) vieren we onze 50e berg en niet veel later staan we al weer op de volgende, de Dome de Rochefort (4015 m). Bij de afdaling van de laatstgenoemde stoot ik ongewild een rotsblok ter grootte van een verhuisdoos de diepte in. Seconden lang volg ik het blok dat met groot geweld Frankrijk in dendert. Opeens komen de herinneringen aan de zomer van 2015 naar boven. Ik was aan het werk op een windturbine voor de kust van IJmuiden toe ik gebeld werd door Harald Swen van de NKBV. “Niek, Martijn Seuren is overleden”. Het was onwerkelijk, de week ervoor zat hij op de camping in Meiringen vol trots te vertellen hoe hij samen met Ueli Steck op pad zou gaan om zijn ultieme passie, het beklimmen van alle 82 4000’ers te voltooien. Letterlijk de laatste tocht in zijn missie werd hem fataal. “Hey Boris, ik ga hier liever even aan touw”.

Rond de klok van 10 hr komen we aan op de Col de Grandes Jorasses en het zeer fraai gelegen Bivacco Canzio. Na een korte pauze vervolgen we onze weg. Op de rotswand omhoog richting Pointe Young wordt het klimmen wat technischer. Toch blijven Boris en ik gelijktijdig aan het touw omhoog bewegen. Bij gelijktijdig klimmen in dit soort terrein moet je blindelings in elkaars vaardigheden kunnen vertrouwen en natuurlijk in jezelf. “Boris gaat ie goed”?

Zigzaggend klimmen we verder en genieten we van het mooie graniet. Het laatste stuk omhoog richting de Pointe Marguerite moet ik nog even goed mijn best doen. Op mijn bergschoenen moet ik af en toe op alleen de wrijving van mijn rubberen voetzolen op de rots vertrouwen. Maar zoals zo vaak in het ‘grote mensen leven’ zijn de dingen waar je hard voor moet werken ook de dingen waar je achteraf het meest van geniet. Op de top van Pointe Marguerite (4065 m) kijk ik achterom en vervolgens vooruit. En voor het eerst die dag lijkt de top van de Grandes Jorasses dichterbij te komen.

Nog even is het technisch en steil maar dan wordt het terrein makkelijker. Helaas gaat makkelijk terrein ook vaak hand in hand met losse rots. “Hey Boris volgens mij klim je nu voorbij de top van de Hélene”! Tientallen meters linksboven ons ligt dan de weinig gedefinieerde en licht teleurstellende top van de Pointe Hélene (4045 m). Nog even checken we onze gps op de mobiele telefoon om te besluiten dat dat toch echt de top is.

Boris in een woud aan graniet.

Op weg naar de Pointe Croz merk ik dat de hitte van de zon teveel invloed begint te krijgen op mijn gemoedstoestand. Snel trek ik mijn capuchon over mijn helm. Pointe Croz (4110 m) is al even ongedefinieerd als de vorige top. Toch zijn deze topjes door de UIAA aangeduid als officiële 4000 m bergen. Als je het aanzicht van de reusachtige noordwand bekijkt dan zijn de markante pijlers van de Croz en Walker duidelijk herkenbaar. Maar op de graat….. Na het verplichte nummertje van de topfoto klimmen we verder richting de top van de Whymper. Op de top van Pointe Whymper (4184 m) zitten twee klimmers te wachten om naar beneden te vliegen. Wij gaan snel door naar de laatste top van de dag Pointe Walker (4208 m). Voordat we de afdaling inzetten kijk ik nog even terug op de lange weg die we vandaag hebben afgelegd. We hebben absoluut niet snel geklommen maar zijn wel vrijwel continue in beweging geweest.

Op de top van Pointe Whymper, het een na hoogste punt van de Grandes Jorasses.

Om half acht in de avond zijn we dan, na 16 hr klimmen en 4500 calorieën te hebben verbrand (volgens mijn Garmin phenix 6), eindelijk aangekomen in de onbemande Rifugio Boccalatte Piolti. Afgepeigerd maar enorm voldaan vallen we in een diepe, diepe slaap.

Op naar het Mont Blanc Massief

Op dit moment zit ik in het prachtige Val Ferret in Italië op de camping. Het internet is dramatisch maar de koffie is heerlijk. De afgelopen week hebben we ons verplaatst van Zwitserland naar Frankrijk om uiteindelijk nu hier in Italië uit te komen. Echter voordat we onze uitvalsbasis in Zwitserland konden verlaten moesten we nog één berg beklimmen.

44: Zinalrothorn (4221 m)

In de middag lopen we omhoog vanuit het hectische Zermatt. Het wandelpad richting de Rothornhutte kennen we inmiddels goed. Op de derde dag van dit project zijn we hier ook al omhoog gelopen. Om vervolgens met de staart tussen de benen af te druipen vanwege de verse sneeuw die was gevallen in de nacht. Na de beklimming van de Obergabelhorn wilden we eveneens door over de Zinalrothorn. Helaas speelde ook toe het slechte weer ons parten. Zou het ons deze keer dan lukken?

Niek op de Rothorngrat (foto: B. Textor).

In de hut is het gezellig. En het eten is verrukkelijk. Ditmaal wordt er uitstekend rekening gehouden met vegetariërs en smul ik van de polenta en ratatouille. Wanneer worden de huttenwaarden nou eens wakker en besluiten ze alleen nog maar vegetarisch te serveren? Is onze overmatige vleesconsumptie niet mede de oorzaak van het versneld wegsmelten van de gletsjers?

In de nacht lopen we over het sneeuwveld omhoog. We proberen de grote groep Fransen, die bezig zijn met de gidsen toelating, snel achter ons te laten. Op weg naar de instap hebben we flink moeite met een verijsde flank om op de Triftgletscher te komen. Ik kan het niet helpen maar mijn gedachten gaan weer uit naar onze vleesconsumptie. Acht miljard mensen en een inefficiënte voedselproductie met een ratio van 25 op 1….Boerenprotesten, dierenleed….”Niek, zullen we hier aan touw”? Inmiddels zijn we op de graat en torent een prachtige rode rotsgraat boven ons uit. In de koude wind klimmen we tegelijk over het prachtige gesteente omhoog en een paar uur later staan we op de mooie spitse top van de Zinalrothorn (4221 m). Als we ruim duizend meter lager weer bij de hut zijn pakt Boris zijn vlieger. “Niek tot straks”. Met bewondering zie ik Boris naar het dal vliegen. Met al vermoeide knieën begin ik aan de 1400 m lange afdaling richting het dal.

45-47: Jardin graat, Aiguille Verte

Op donderdag 7 juli laten we het chalet van Leon, een vaste klant van Boris, in Grächen achter ons. Wat zijn we ongelooflijk dankbaar dat we al die tijd van het chalet gebruik konden maken. Leon bedankt!

Onderweg naar Frankrijk bellen we met de Couvercle hut. Helaas alles zit vol dus wordt het met zware tassen omhoog lopen en kamperen. De drukte aan de Franse kant van het Mont Blanc massief is overweldigend en een groot contrast met de afgelopen maand in Zwitserland. Helaas hoort dit tegenwoordig ook bij de bergsport.

Boris klimt over de Jardin graat richting de top van de Aiguille du Jardin.

Om 3 uur s’ nachts lopen we aan naar de instap van de Jardin graat. Het instap couloir (sneeuwgoot) is volledig droog waardoor we genoodzaakt zijn rechts door de rotsen te klimmen. Op voorhand hebben we ons wat zorgen gemaakt of deze graat nog wel te klimmen was door de berichten op internet. Gelukkig valt het mee en klimmen we met weinig moeite omhoog. Onderweg klimmen we door een prachtig steile schoorsteen en een vreemde rots sculptuur waar ik maar net met mijn schouders doorheen pas. Niet veel later staan we op de top van de Aiguille du Jardin (4035 m). Vervolgens klimmen we via de Grande Rocheuse (4102 m) door naar de top van de Aiguille Verte (4122 m). Als we op de laatstgenoemde top staan ben ik blij en opgelucht. Blij dat ik voor de tweede keer dit jaar op deze machtige berg mag staan (zie het verslag van het Y-couloir) en opgelucht dat deze tour lijkt te gaan lukken.

Boris op weg naar top van de Aiguille Verte (4122 m).

48: Droites (4000 m)

Om half 3 staan we op en merk ik dat ik nog vreselijk moe ben van gisteren. Twee korte nachten slaap en gisteren de vreselijk lange afdaling die er behoorlijk heeft ingehakt. Kom op Niek, even de tanden op elkaar! Door de nacht manoeuvreren we ons een weg omhoog over de gletsjer. Omdat we gisteren behoorlijk moe waren hebben we niet genoeg tijd genomen om de weg over de gletsjer, naar de instap van de Droites, goed te bekijken. Hier betalen we nu de prijs voor want al snel lopen we vast in het doolhof aan spleten. Met behoorlijk wat tijdsverlies staan we onder de instap van de normaalroute van de Droites. Ook hier is het instap couloir volledig droog. Door vreselijk los gesteente en een enorme zandige bedoeling klimmen we omhoog. Al snel merk ik dat ik vreselijk moe ben. Hierdoor ben ik mentaal erg zwak. De hele route klimmen we door losse troep omhoog. Wat een ongelooflijke klote route zeg. Misschien wel de lelijkste route die ik in tijden heb geklommen. Voor het eerst dit project merk ik dat ik totaal geen plezier heb in het klimmen. Het zal de vermoeidheid zijn.

s’ Avonds om 8 uur zijn we dan eindelijk terug in Chamonix en kunnen we Boris zijn verjaardag vieren met een heerlijke maaltijd. Het is een drukte van jewelste door de worldcup sportklimmen. Het kan ons niet bekoren want wij willen alleen nog maar slapen!

Overschrijding Mischabelgruppe

Sommige ideeën kan je het beste uitstellen tot de tijd rijp is. Zo heb ik al een tijdje de droom om de Mischabelgruppe in zijn geheel te overschrijden. Hiermee klim je een lange en vrij technische rotsgraat over maar liefst zeven 4000 m bergen. Vanaf het Mischabeljoch bivak klim je achtereenvolgens over de Täschhorn, Dom de Mischabel, Lenzspitze, Nadelhorn, Stecknadelhorn, Höbarghorn en Dirruhorn. Dit soort ondernemingen kan je alleen doen als je goed geacclimatiseerd bent, er goed weer is voorspelt en je de juiste klimpartner hebt. Mocht dit afgelopen weekend nou net het geval zijn.

36: Alphubel

Op zaterdag 2 juli lopen we omhoog richting het Mischabeljoch bivak. Het is een prachtige dag wat onder alpinisten ook wel ‘grand beau‘ wordt genoemd. Hoewel je op dit soort dagen al aan het klimmen wil zijn hadden we gisterochtend besloten alles een dag uit te stellen. Want de sneeuw die donderdag was gevallen willen we zo min mogelijk op onze route hebben. Dus laat de zon het maar lekker wegsmelten.

Als we in het bivak aankomen is het al druk. Er liggen mensen op bed, er is iemand bezig met de houtstoof en er zitten mensen apathisch voor hun uit te staren. Boris en ik legen onze tassen op onze geclaimde bedden en beginnen aan de korte graat richting de top van de Alphubel (4206 m). Het is heerlijk ontspannen met een lichte rugzak de 400 m naar de top omhoog te klimmen. Op de top worden we even later verwelkomd door Robert en zijn vriendin Ozden. Robert is van de 3e lichting van de Expeditie Academie en zojuist zijn ze via de Rotgrat omhoog geklommen. Wat een gezelligheid!

Gezamelijk dalen we af naar het bivak, met op de achtergrond van rechts naar links de Tasch, Dom en Lenzspitze.

In de avond zit het bivak stampens vol. We liggen al vroeg in bed maar van slapen is nog geen sprake. Een irritante Italiaan zit te bellen. Een andere idioot vindt het blijkbaar nodig elke 10 seconde de deksel van een pan te lichten en weer op de pan te laten kletteren. Zij zullen waarschijnlijk niet om 2hr op moeten staan….

37-43: Overschrijding Mischabelgroep

In het holst van de nacht zitten we onze ‘overnight oats’ naar binnen te werken terwijl buiten de wind giert langs het bivak. Er zijn nog twee andere teams die al uit de veren zijn. Als eerste stappen we de nacht in en beginnen we aan de zuidoostgraat richting de Täschhorn (4491 m). De zuidwesten wind is koud en onaangenaam. Elke keer als we aan de oostzijde van de graat klimmen voelt het alsof we een warme oase binnenstappen, heerlijk uit de wind. In een rustig ritme klimmen we omhoog en in precies twee uur staan we op de top. Als we aan de afdaling over de noordgraat beginnen komt tegelijkertijd de zon op.

Niek aan het begin van de zuidgraat van de Dom met op de achtergrond de Täschhorn (foto: B. Textor).

De afdaling is gelijk vrij technisch waardoor we al snel het touw er bij pakken. Gelukkig is de rots van hoge kwaliteit. Zigzaggend klimmen we onszelf een weg naar beneden. De gladde gneiss platen zijn vaak listig voor de voeten maar de spitse graat bied bijna overal goed houvast, als een natuurlijke trapleuning. Af en toe schitteren de mica mineralen, ook wel glimmers genoemd, prachtig zilverkleurig in de opkomende zon.

Als we op het laagste punt tussen de Täschhorn en de Dom staan, het Domjoch, verschijnt voor ons een reusachtig woud aan rotstorens. Het geheel doet mij denken aan een tafereel uit een of andere apocalyptische science-fiction film. Wat een waanzinnig ruige omgeving!

Zonder touw klimmen we verder over de opeengestapelde rotsmassa. De zuidgraat van de Dom is berucht om zijn losse gesteente. Hoe gek het misschien ook klinkt voelen wij ons daarom veiliger om zonder touw te klimmen. Elk terrein, touwgroep en situatie vraagt weer om een nieuwe risico afweging. Beheerst klimmen we over de losse broden van rots omhoog. Bij elke beweging probeer ik mijn gewicht over meerdere stukken rots te verdelen. Gek genoeg is het prachtig klimmen en voel ik mij volledig in controle.

Klokslag acht uur staan we op de top van de 4545m hoge Dom de Mischabel, de hoogste berg die geheel op Zwitsers grondgebied staat. Allebei weten we dat het moeilijkste deel van de dag er op zit. Maar we hebben nog een lange weg te gaan.

Boris klimt de rotstorens tegemoet.

Bij de afdaling van de Dom verlaten we kortstondig de graat. De noordflank van de Dom is vergletsjerd en door de hard opgevroren sneeuw dalen we comfortabel af naar het Lenzjoch. Tijdens de afdaling begin ik een zeurend gevoel in mijn knieën te voelen. Het makkelijke terrein geeft ruimte in mijn hoofd om mij zorgen te maken over mijn lijf. Houd ik het wel vol om zo lang en zoveel in de bergen onderweg te zijn?

Boris op de top van de Lenzspitze (4294 m) met boven zijn hoofd de Stecknadelhorn en rechts de Nadelhorn.

De zuidgraat van de Lenzspitze is kort maar steil. Beiden beginnen we al flink moe te worden in de benen. Niet veel later staan we dan op de derde top van de dag, de Lenzspitze (4294 m). En hop weer door richting de Nadelhorn! De graat tussen de Lenzspitze en Nadelhorn is van prachtig, hoge kwaliteit rood gelig gneiss. Het is werkelijk prachtig klimmen. Als we op de top van de Nadelhorn (4327 m) staan verbaas ik mij over de locatie van het topkruis. Naast het topkruis staan twee andere alpinisten te vieren dat ze de top hebben gehaald. Terwijl ik 30 m verder zichtbaar hoger sta?

Een heugelijk moment, we zijn op de helft!

Afdalen en weer omhoog richting de Stecknadelhorn (4241 m). En ja hoor, op 3 juli om 12hr30 staan we dan op de 41e top van het project en zijn we officieel op de helft.

Op de top van de Höbarghorn (4219 m) (foto: B. Textor).

Als we door klimmen naar de Höbarghorn (4219 m) merk ik dat mijn coördinatie wel enigszins begint af te brokkelen. Grote stappen kosten grotere moeite en langzaam begin ik ook het plezier in het klimmen te verliezen. Als we de Dirruhorn (4035 m) bereiken na precies 12 hr klimmen ben ik blij maar ingetogen. Gelukkig is het nu alleen nog maar naar beneden.

Terwijl ik dit opschrijf besef ik mij wat een understatement “alleen nog maar” is. Want de hele afdaling naar Grächen heeft ons nog een kleine zes uur gekost. Waarbij we het eerste stuk eindeloos lang afklimmen over dramatisch slechte rots. Maar voor het donker bereiken we het chalet in Grächen. Na een paar smaakvolle pannekoeken vallen we in een diepe slaap terwijl buiten het onweer en de regen de dag afsluiten.

Lang, hoog en lastig

Het is inmiddels alweer een week geleden sinds mijn laatste post. In de afgelopen week zijn we twee keer op pad geweest. Met stijve kuiten, stramme voeten, stroeve knieën maar een zeer voldane geest heb ik eindelijk de energie om weer eens te schrijven over onze avonturen. Want avontuurlijk was het!

34-35: Weisshorn overschrijding naar Bishorn

Omhoog richting de Weisshornhutte.

Op woensdag 29 juni is één dag met prachtig weer voorspelt. Maar is één dag voldoende om zo’n grote en machtige berg als de Weisshorn (4506 m) te beklimmen? Wel als we de dag ervoor aanlopen door het slechte weer. Dan maar even de tanden op elkaar.

Op dinsdag lopen we vroeg omhoog richting de Weisshornhutte. Het idee is voor het echt slechte weer in de hut te zijn. Rond 12 hr komen we druipend van de regen aan in de hut. De ontzettend lieve waardin grapt of we geen zon mee hadden kunnen nemen. De hele middag genieten we van de warmte en de stilte van de hut. Buiten vallen inmiddels dikke vlokken sneeuw.

Om half 3 gaat de wekker. De snelheid waarmee we de ‘overnight oats’ en het versgebakken brood naar binnen werken doet de kookkunsten van de waardin tekort. Als we door de nacht lopen is het mij al snel duidelijk dat het een lange zware dag gaat worden. Ik heb enorm slecht geslapen en we lopen nu al door tientallen centimeters dikke verse sneeuw. Gestaag ploeteren we omhoog richting de oostgraat. De oostgraat wordt gezien als de normaalroute, ofwel makkelijkste route op de berg. Toch is dit geenszins een makkelijke onderneming. Over ruim vier kilometer moeten 1600 hoogtemeters bedwongen worden in een combinatie van rots en sneeuw. En sneeuw ligt er genoeg!

Boris bekijkt het verdere verloop van de oostgraat naar de top van de Weisshorn met rechts de sneeuwtop van de Bishorn.

Als we rond 7 uur op de graat staan zijn we al een dik uur achter aan het lopen op onze planning. Maar hey, het is een prachtige zonovergoten dag en voor de verandering staat er geen zuchtje wind. Dus snel halen we het touw uit de rugzak en klimmen we simultaan verder door de rotsen. De rots is van verassend goede kwaliteit en de sneeuw is gewoonweg irritant. Op ca. 4100m gaan de rotsen over in sneeuw. Als ik omhoog kijk lijkt de top nog vreselijk ver weg. En alsof dat nog niet genoeg is zakken we ook nog eens door de onderliggende sneeuwlaag heen. Voor mij zwoegt Boris door de verse sneeuw. Maar dan, na ruim 7 uur ploeteren, staan we eindelijk op de magistrale top van de Weisshorn (4506 m). Rond ons heen opent zich een prachtig panorama van de ondergesneeuwde toppen van Wallis. Zelfs de Matterhorn is volledig wit. Als ik rechts naar beneden kijk zie ik in de verte de Bishorn. Maar om daar te komen hebben we nog een hele lange weg te gaan over de grillige noordgraat.

Boris klimt op een van de steile torens op de oostgraat.

Het eerste stuk moeten we afdalen over de vlijmscherpe sneeuwgraat. Het is mentaal hard werken om door de inconsistente poeder een weg naar beneden te vinden. Diep door de knieën of met het gezicht naar de wand houden we ons lichaamszwaartepunt zo dicht mogelijk bij de berg. Soms klimmen we weer omhoog om op de graat te blijven. Als ik boven op een spits sneeuwtopje sta vliegt een helikopter over ons heen. Heel even neem ik de tijd om de duizelingwekkende diepte in mij op te nemen. Als in een surrealistische droom zit ik in de helikopter en zie ik mijzelf staan op de spectaculaire graat met niets dan ruimte om mij heen. Het is een fantastische gewaarwording.

Boris bovenin de afdaling over de noordgraat.

Even later klimmen we door de rotsen richting de grote ‘gendarme’. Omdat we al flink moe zijn en de rotsen nog steeds bedekt zijn met een flinke laag sneeuw klimmen we langzamer als normaal. Door de jaren heen heb ik geleerd met dit soort lange routes mijn emoties te onderdrukken. Stoïcijns verder bewegen is de enige remedie. “Man, man, komt er dan echt geen einde aan”?

Een blik terug naar de top van de Weisshorn halverwege het rots gedeelte.

Als we om 17hr eindelijk op de top van de Bishorn (4153 m) staan zijn we erg blij en is onze 35e top een feit. Omdat we al 14 uur onderweg zijn besluiten we de lange afdaling naar het dal van Zinal uit te stellen en te overnachten in de Cabane de Tracuit hut. Een uur later komen we aan in een overvolle hut. We zijn nog net op tijd om aan te schuiven bij een geurrijke, dampende kom linzensoep. “Eet smakelijk”.